Lezersrecensie
Triëster bronnen van literatuur
Boekje samengesteld uit verschillende hoofdstukken over schrijvers uit de 19e en 20e eeuw die Triëst bezochten (Italië reis vanuit Oostenrijk met Adalbert Stifter en August von Platen) , of er korte tijd werkten (Stendhal), er vlakbij zijn Duineser Elegieen begon (Rilke), en ten slotte de schrijvers die de stad Triëst bewoonden, James Joyce, Italo Svevo (Ettore Schmitz), de ‘ altijd heldere’ Umberto Saba (Umberto Poli) en Scipio Slataper. De hoofdstukken zijn met grote kennis van zaken geschreven, met nog vele prachtige foto’s van Arturo Giacomelli ertussendoor, aan wie een apart hoofdstuk is gewijd samen met de fotografen familie Wulz.
Een mooi hoofdstuk is dat van Ruth Wolf, kenner van het werk van Rilke, over de ‘Wonderen van Duino’, waarvoor veel oorspronkelijke bronnen zijn geraadpleegd.
De Middeneuropese geschiedenis lijkt tegenwoordig wat vervaagd (de in Triëst geboren grote Midden-Europa specialist Claudio Magris wordt in het boek verder niet genoemd), maar via die weg gingen veel Duitsers en Oostenrijkers naar Italië (zie het hoofdstuk geschreven door Jan Paul Hinrichs) en zagen daar voor het eerst de zee op weg naar de rest van Italië. Voor de Habsburgse overheersing die dit stukje Europa dichterbij Duits sprekende Europeanen bracht was Triëst Venetiaans en blijkbaar is de overheersende culturele tendens al die tijd een Italiaanse, zoals ook in de bijdrage van Evert van Kuijk (hoofdstuk over Slataper) staat beschreven, waarbij zelfs de Oostenrijkse immigranten die in het bestuur kwamen zich aanpasten aan de heersende wens tot aansluiting bij Italië. Het hoofdstuk over Scipio Slataper en zijn boek ‘Il mio Carso’ is heel fraai en nodigt uit tot lezing van dat boek (vertaald uitgegeven 1991).
Een mooi hoofdstuk is dat van Ruth Wolf, kenner van het werk van Rilke, over de ‘Wonderen van Duino’, waarvoor veel oorspronkelijke bronnen zijn geraadpleegd.
De Middeneuropese geschiedenis lijkt tegenwoordig wat vervaagd (de in Triëst geboren grote Midden-Europa specialist Claudio Magris wordt in het boek verder niet genoemd), maar via die weg gingen veel Duitsers en Oostenrijkers naar Italië (zie het hoofdstuk geschreven door Jan Paul Hinrichs) en zagen daar voor het eerst de zee op weg naar de rest van Italië. Voor de Habsburgse overheersing die dit stukje Europa dichterbij Duits sprekende Europeanen bracht was Triëst Venetiaans en blijkbaar is de overheersende culturele tendens al die tijd een Italiaanse, zoals ook in de bijdrage van Evert van Kuijk (hoofdstuk over Slataper) staat beschreven, waarbij zelfs de Oostenrijkse immigranten die in het bestuur kwamen zich aanpasten aan de heersende wens tot aansluiting bij Italië. Het hoofdstuk over Scipio Slataper en zijn boek ‘Il mio Carso’ is heel fraai en nodigt uit tot lezing van dat boek (vertaald uitgegeven 1991).
1
Reageer op deze recensie