Lezersrecensie
Compassie in een samengeknoopte wereld
Ik kocht het boek omdat Charlotte Mutsaers een mooie recensie schreef over Maurice Gilliams naar aanleiding van Gregoria (NRC 1991).
Eerder werk van Charlotte Mutsaers heeft elementen die in Koetsier Herfst ook een plaats krijgen - de ideeenwereld van de consensus, de Kerst als magisch moment, het Ensor huis en de schelpenwinkel in Oostende, ook de dodentrap aan de Oostendse kade - ze staan al in de schitterende bundel Zeepijn (1999). Alleen het idee achter de titel Koetsier Herfst zelf, het gedicht van Bin Laden is nieuw. Het is de idee van schoonheid en onafhankelijkheid daarin; een ‘voorwaardelijkheid’ (term uit Zeepijn 1999) wordt niet geaccepteerd. De poëzie kan gewaardeerd worden (het gedicht staat in hoofdstuk 35 deel I) en de mannelijkheid van Bin Laden kan gewaardeerd worden met zijn harem (hier wordt niets ironisch bedoeld volgens mij als Do dit zegt). Het is onafhankelijk van wie de poëzie is, het moet op zichzelf beoordeeld kunnen worden.
Koetsier Herfst (2008) is misschien wel meer een ideeen roman dan een verhaal wat dat laatste is niet altijd te volgen, omdat de twee hoofdfiguren Maurice en Do zo vreemd zijn dat je vanaf het begin vervalt in ongeloof. Waar je je dan vervolgens tegen moet wapenen, wil je nog verder lezen. Het boek bevat echter genoeg ideeën en vondsten waarmee je verder wil, en waardoor in elk geval hoofdpersoon Do zich laat leiden.
Dan eerst maar het voornaamste idee benoemen, dat de heersende opvattingen over hoe we met dieren omgaan (omdat ze lager in de orde zouden staan) niet acceptabel zijn en dat de consensus ontregeld moet worden. Alleen de ‘prisoners of compassion’ (degene die wegens dierenactivisme in de gevangenis belanden) hebben genoeg inleving en zien het onrecht, maar zijn meteen gevangene van hun compassie omdat het hen in conflict brengt met de rest van de samenleving. Dit idee wordt besproken en beleefd in de introductie en daarna weer in deel II, op deel I kom ik dan terug.
Hoofdstuk 13 in deel II is wel de sleutel voor de vraag waarom in dit boek compassie met activisme verbonden wordt, maar ook kan eindigen in zelfmoord. Het is een hoofdstuk waar (van Maurice maar eigenlijk van de lezer) gevraagd wordt om eindelijk eens Do te begrijpen (in de tekst die nog steeds door Maurice wordt opgeschreven). Opstandig zijn betekent dat je je compassie of mededogen overstemt, je mag er van de schrijver (achter Do in dit geval) en van Do zelf niet passief in zijn.
Niet de Nietzsche die een paard beweent in Turijn nadat een koetsier het heeft afgeranseld (hoofdstuk 13), het begin van zijn zwakte terwijl het wel een besef is van compassie. Een ander voorbeeld is Ulrike Meinhoff die vroeger van dieren hield; in het verhaal wordt door Do vermoed dat haar zwakte uiteindelijk tot zelfmoord leidde (hoofdstuk 13).
Het idee van compassie die hier getransformeerd wordt naar zwakte (en anders zijn) en de strijdbaarheid daartegen is in het verhaal zelf vertaald als dat Do haar verborgen zwakheden heeft, zoals later ook nog een keer in hoofdstuk 26 ter sprake komt als ze bekent verliefd te zijn geweest op medeactiviste Sally die haar daarna weer dumpte, terwijl ze haar werk als activist zonder mededogen zal moeten doen, maar niet meer kan. Het einde heeft denk ik dus met zwakte / compassie te maken en toch niet met opoffering of de messiaanse gedachte die met Ensor in Oostende geassocieerd is zoals Arnold Heumakers opwierp als idee in de Revisor van 2008.
Het idee van schoonheid en onafhankelijkheid daarin is wat in de titel eigenlijk terug zou moeten komen; een ‘voorwaardelijkheid’ (term uit Zeepijn 1999) wordt niet geaccepteerd. Dat is de idee van Koetsier Herfst, de poëzie van Bin Laden kan gewaardeerd worden (het gedicht staat in hoofdstuk 35 deel I) en de mannelijkheid van Bin Laden kan gewaardeerd worden met zijn harem (hier wordt niets ironisch bedoeld volgens mij als Do dit zegt). De rol van Bin Laden in het verhaal heeft niet met het idee van compassie te maken, al leek het even die kant op te gaan als er over zijn grot gesproken wordt en hij daarmee een soort prisoner is. Maurice neemt de titel van zijn gedicht in elk geval over als boektitel voor het verhaal Koetsier Herfst wat door hem opgeschreven wordt, het gedicht motiveert hem, al doet hij het om mee te gaan in de gevoelens van Do, terwijl de termen koetsier en herfst in het gedicht zelf verwijzen naar de dood.
Tenslotte is er nog het idee van het ding, wat in deel I een soort leidraad is, namelijk de telefoon van Maurice. Wat ‘wil’ het ding, is een vraag uit Zeepijn (1999).
Terugkomend op deel I, waar compassie niet bepaald het hoofdthema is.
In deel I, wat voornamelijk gaat over Maurice Maillot de schrijver die na 8 jaar zelfverkozen eenzaamheid besluit iets te gaan doen, is er wat anders aan de hand dan compassie, hier lijkt het mij eerder toe dat een poging wordt gedaan om zwakkere mensen te veranderen, te activeren. Hier wordt ‘use your illusion’ gebruikt om Maurice zelf leven in te blazen. Er zou zelfs nog een deel III zijn geweest over het verdere leven en einde van Maurice maar de uitgever mocht beslissen dat het er niet in kwam; waar de schrijver overigens blij mee was (info interview Charlotte Mutsaers met Peter Steinz in NRC 4-7-2008, ‘Iedere gedreven schrijver is een terrorist’).
Deze Maurice die vanaf het begin het boek schrijft heeft enorm vertrouwen in zijn telefoon en behandelt het als een levend voorwerp, met als een God erachter de (voormalige) baas van Nokia, Jorma Ollila. Maurice heeft behoefte aan een Muze en gelooft dat zodra er iets met een telefoon geregeld is, dat dat via Ollila tot stand gebracht wordt. Bij Maurice is er de passiviteit en het zich afkeren van de samenleving, daar moet hij door de schrijver (Maurice zelf) uit bevrijd worden. Deze kenmerken van Maurice kun je nog zien als contra de consensus; hij is ‘prisoner’ maar niet als gevolg van compassie. Hij heeft wel een boek geschreven waarin het principe van ‘gelijke monniken gelijke kappen’ uitgedragen wordt, maar het is Do die hem op de betekenis ervan moet wijzen als het om de houding ten opzichte van dieren gaat. Maurice zal zelfs helemaal geen compassie meer hebben aan het eind, als hij weer een visrestaurantje opzoekt.
Wie is deze Maurice dan en waarom moet hij geactiveerd worden ?
Wat me aan het hart ging is dat de schrijver Maurice (in zijn jeugd Maukie) Maillot op zijn 50ste probeert los te komen van zijn eenzaamheid. Die 20 hoofdstukken verder in hoofdstuk 21 zijn appartement in Amsterdam gaat opruimen waar 30 vuilniszakken uitkomen en waar ontelbare gloeilampen verzameld zijn waarover de ik persoon (maar dat kan dan niet de hoofdpersoon zijn) dan vraagt of het motief om die te bewaren soms de naderende duisternis is, of dat het voor degene in huis is na zijn overlijden. Hier springt de echte schrijver Charlotte Mutsaers uit de band, en is er voor dit eerste deel aan te wijzen dat broer Barend Mutsaers (de man ook uit het latere Hansaplast) de figuur is die ze hier wil activeren. Wat is er dan aan de hand, waarom is hij als figuur nodig in het boek ?
En wat is dan - bij gebrek aan compassie bij Maurice - zijn rol in deel II ?
Die van de schrijver, lotgenoot mogelijk, die het moet kunnen navertellen als blijkt dat Do ook maar alleen is en eigenlijk dezelfde gevoeligheden had als Maurice. Dat Do van vrouwen (Sally) houdt is een extra bekentenis waarvan zij zelf vindt dat het haar zwak maakt. Eigenlijk redt ze Maurice door hem te activeren; maar gaat er zelf onder door, los van deze ‘redding’ . De relatie met Maurice is twijfelachtig, nadat ze hem leert kennen en voor zich wint kan ze hem vragen een half jaar geen contact te hebben voordat ze naar Oostende vertrekken. Dat kan weer deels verklaard worden doordat Do zo gefixeerd is door de Kerst, waaromheen het verhaal in Oostende dan verder gesitueerd is. Het is een vreemde samengeknoopte wereld, waar ene Freddy Blondeel ook nog een rol speelt, als een soort makelaar, tussen de partijen, een wereld die alleen dankzij een fantasie kan bestaan.
Wie is dan Do Dhont of Adolphe Klein?
Do is degene ‘met het snorretje’ en de lenige magere gestalte; ze is bekend met het boek wat Maurice ooit schreef en wordt met hem gekoppeld via de telefoon vondst. Ze wordt als het ware aan Maurice voorgesteld op zijn voorwaarde: met de telefoon. Ze is dierenactiviste en heeft haar ouders vroeg verloren na een vliegtuigongeluk in Portugal wat voor veel Nederlanders een bekend ongeluk was. Ze houdt van haar kleding en van Eau de Soir parfum. Ze kent gedichten van Bin Laden en heeft een portret van hem. En tenslotte houdt ze van plasseks, iets waarover in het interview met Steinz werd geantwoord dat het de hoofdfiguren meer gelijkwaardig in relatie maakt. Toen had ik het even niet meer, hoe grappig is die verklaring.
Ze heet pas Do Dhont als ze sterft en justitie weet deze naam. Van Adolphe Klein heeft justitie niet gehoord. Dit is vreemd en het betekent iets, maar wat weet ik niet. Dat ze een bekend activiste was ?
Dat er iemand gaat sterven, daar wordt in deel I een paar keer door Maurice naar verwezen met de vraag hoe het einde (van het verhaal) zal zijn, ‘van wie, waarvan’, maar met de kennis van een eventueel derde deel met Maurice en de voorbode in deel I over de duisternis die gaat komen zou het zowel Maurice als Do hebben kunnen zijn. Pas in deel II is het meer zichtbaar Do met haar keuze van de begraafplaats in hoofdstuk 27 deel II. In deel III had ook nog Maurice kunnen zijn of zelfs allebei dat zullen we niet meer weten.
Het woord ‘prisoner of compassion’ komt bij mijn weten niet uit een lied van Guns N’ Roses, zoals ‘Use your illusion’ . Toch is dit Engels samen met andere Engelse termen opgenomen. Het zal wel toeval zijn, maar het kan toch zijn dat de term ‘prisoner’ van Mrs Dalloway komt van Virginia Woolf, een auteur die ook ergens kort genoemd werd vanwege de zelfmoord. In Mrs Dalloway is het de jeugdvriendin Sally waar Clarissa verliefd op was, zoals activiste Sally nu voor Do belangrijk was. Als Sally weer verschijnt in Mrs Dalloway zegt ze, “what can one know even of the people one lives with every day? she asked. Are we not all prisoners? She had read a wonderful play about a man who scratched on the wall of his cell, and she had felt that was true of life — one scratched on the wall”. Dit is een ander idee dan prisoner of compassion zijn in Koetsier Herfst, maar het lijkt wel een reden om het Engels te handhaven en er iets anders van te maken. In het interview met Steinz zegt Charlotte Mutsaers erg opgetogen te zijn geweest toen ze deze complete term ‘prisoner of compassion’ hoorde, dus mogelijk is het toch ergens anders vandaan. In het interview in 2008 met Maartje den Breejen (op haar blog te lezen) legt Charlotte Mutsaers uit dat de term gebruikelijk is in de dierenactivistenwereld (er bestaat een blad van het dierenbevrijdingsfront), als iemand die wegens dierenactivisme achter de tralies belandt.
Feit en fictie spelen in het boek door elkaar, uit de introductie is er het Front des anges bestiaux de Dunquerque, dat dierenactivisme uitdraagt en niet bestaat, en Do is lid van het Lobster Liberation Front. De laatste groepering bestaat wel, heeft als standplaats Charlottesville en hun acties werden tussen 2000 en 2008 uitgevoerd. Op de achterflap staat de auteur voor hotel Polaris in Oostende, dat is een bewuste keuze, ze was daar kennelijk ook om een deel van het boek af te maken, maar je wilt kennelijk ook niet vermijden dat auteur en hoofdrolspeelster Do een gelijkenis hebben.
Fraai is de dichter Christian Morgenstern die de literatuur tart door gewone woorden in te lassen in wat door moet gaan voor poëtische teksten (hoofdstuk 26 deel 2, het abstracte maar ook out of the ordinary gedicht Das Knie). Hier is een voorbeeld van iemand die uit de consensus van de dichters stapt, die iets heeft gezien wat anderen nog niet zagen, de absurditeit van woorden als ze rijmen en op een schema worden gezet en bijna kinderlijk uit hun gebruikelijke context worden gehaald. Hij heeft ook een aandeel in Zeepijn (1999). Een mooie vondst van Charlotte Mutsaers.
Eerder werk van Charlotte Mutsaers heeft elementen die in Koetsier Herfst ook een plaats krijgen - de ideeenwereld van de consensus, de Kerst als magisch moment, het Ensor huis en de schelpenwinkel in Oostende, ook de dodentrap aan de Oostendse kade - ze staan al in de schitterende bundel Zeepijn (1999). Alleen het idee achter de titel Koetsier Herfst zelf, het gedicht van Bin Laden is nieuw. Het is de idee van schoonheid en onafhankelijkheid daarin; een ‘voorwaardelijkheid’ (term uit Zeepijn 1999) wordt niet geaccepteerd. De poëzie kan gewaardeerd worden (het gedicht staat in hoofdstuk 35 deel I) en de mannelijkheid van Bin Laden kan gewaardeerd worden met zijn harem (hier wordt niets ironisch bedoeld volgens mij als Do dit zegt). Het is onafhankelijk van wie de poëzie is, het moet op zichzelf beoordeeld kunnen worden.
Koetsier Herfst (2008) is misschien wel meer een ideeen roman dan een verhaal wat dat laatste is niet altijd te volgen, omdat de twee hoofdfiguren Maurice en Do zo vreemd zijn dat je vanaf het begin vervalt in ongeloof. Waar je je dan vervolgens tegen moet wapenen, wil je nog verder lezen. Het boek bevat echter genoeg ideeën en vondsten waarmee je verder wil, en waardoor in elk geval hoofdpersoon Do zich laat leiden.
Dan eerst maar het voornaamste idee benoemen, dat de heersende opvattingen over hoe we met dieren omgaan (omdat ze lager in de orde zouden staan) niet acceptabel zijn en dat de consensus ontregeld moet worden. Alleen de ‘prisoners of compassion’ (degene die wegens dierenactivisme in de gevangenis belanden) hebben genoeg inleving en zien het onrecht, maar zijn meteen gevangene van hun compassie omdat het hen in conflict brengt met de rest van de samenleving. Dit idee wordt besproken en beleefd in de introductie en daarna weer in deel II, op deel I kom ik dan terug.
Hoofdstuk 13 in deel II is wel de sleutel voor de vraag waarom in dit boek compassie met activisme verbonden wordt, maar ook kan eindigen in zelfmoord. Het is een hoofdstuk waar (van Maurice maar eigenlijk van de lezer) gevraagd wordt om eindelijk eens Do te begrijpen (in de tekst die nog steeds door Maurice wordt opgeschreven). Opstandig zijn betekent dat je je compassie of mededogen overstemt, je mag er van de schrijver (achter Do in dit geval) en van Do zelf niet passief in zijn.
Niet de Nietzsche die een paard beweent in Turijn nadat een koetsier het heeft afgeranseld (hoofdstuk 13), het begin van zijn zwakte terwijl het wel een besef is van compassie. Een ander voorbeeld is Ulrike Meinhoff die vroeger van dieren hield; in het verhaal wordt door Do vermoed dat haar zwakte uiteindelijk tot zelfmoord leidde (hoofdstuk 13).
Het idee van compassie die hier getransformeerd wordt naar zwakte (en anders zijn) en de strijdbaarheid daartegen is in het verhaal zelf vertaald als dat Do haar verborgen zwakheden heeft, zoals later ook nog een keer in hoofdstuk 26 ter sprake komt als ze bekent verliefd te zijn geweest op medeactiviste Sally die haar daarna weer dumpte, terwijl ze haar werk als activist zonder mededogen zal moeten doen, maar niet meer kan. Het einde heeft denk ik dus met zwakte / compassie te maken en toch niet met opoffering of de messiaanse gedachte die met Ensor in Oostende geassocieerd is zoals Arnold Heumakers opwierp als idee in de Revisor van 2008.
Het idee van schoonheid en onafhankelijkheid daarin is wat in de titel eigenlijk terug zou moeten komen; een ‘voorwaardelijkheid’ (term uit Zeepijn 1999) wordt niet geaccepteerd. Dat is de idee van Koetsier Herfst, de poëzie van Bin Laden kan gewaardeerd worden (het gedicht staat in hoofdstuk 35 deel I) en de mannelijkheid van Bin Laden kan gewaardeerd worden met zijn harem (hier wordt niets ironisch bedoeld volgens mij als Do dit zegt). De rol van Bin Laden in het verhaal heeft niet met het idee van compassie te maken, al leek het even die kant op te gaan als er over zijn grot gesproken wordt en hij daarmee een soort prisoner is. Maurice neemt de titel van zijn gedicht in elk geval over als boektitel voor het verhaal Koetsier Herfst wat door hem opgeschreven wordt, het gedicht motiveert hem, al doet hij het om mee te gaan in de gevoelens van Do, terwijl de termen koetsier en herfst in het gedicht zelf verwijzen naar de dood.
Tenslotte is er nog het idee van het ding, wat in deel I een soort leidraad is, namelijk de telefoon van Maurice. Wat ‘wil’ het ding, is een vraag uit Zeepijn (1999).
Terugkomend op deel I, waar compassie niet bepaald het hoofdthema is.
In deel I, wat voornamelijk gaat over Maurice Maillot de schrijver die na 8 jaar zelfverkozen eenzaamheid besluit iets te gaan doen, is er wat anders aan de hand dan compassie, hier lijkt het mij eerder toe dat een poging wordt gedaan om zwakkere mensen te veranderen, te activeren. Hier wordt ‘use your illusion’ gebruikt om Maurice zelf leven in te blazen. Er zou zelfs nog een deel III zijn geweest over het verdere leven en einde van Maurice maar de uitgever mocht beslissen dat het er niet in kwam; waar de schrijver overigens blij mee was (info interview Charlotte Mutsaers met Peter Steinz in NRC 4-7-2008, ‘Iedere gedreven schrijver is een terrorist’).
Deze Maurice die vanaf het begin het boek schrijft heeft enorm vertrouwen in zijn telefoon en behandelt het als een levend voorwerp, met als een God erachter de (voormalige) baas van Nokia, Jorma Ollila. Maurice heeft behoefte aan een Muze en gelooft dat zodra er iets met een telefoon geregeld is, dat dat via Ollila tot stand gebracht wordt. Bij Maurice is er de passiviteit en het zich afkeren van de samenleving, daar moet hij door de schrijver (Maurice zelf) uit bevrijd worden. Deze kenmerken van Maurice kun je nog zien als contra de consensus; hij is ‘prisoner’ maar niet als gevolg van compassie. Hij heeft wel een boek geschreven waarin het principe van ‘gelijke monniken gelijke kappen’ uitgedragen wordt, maar het is Do die hem op de betekenis ervan moet wijzen als het om de houding ten opzichte van dieren gaat. Maurice zal zelfs helemaal geen compassie meer hebben aan het eind, als hij weer een visrestaurantje opzoekt.
Wie is deze Maurice dan en waarom moet hij geactiveerd worden ?
Wat me aan het hart ging is dat de schrijver Maurice (in zijn jeugd Maukie) Maillot op zijn 50ste probeert los te komen van zijn eenzaamheid. Die 20 hoofdstukken verder in hoofdstuk 21 zijn appartement in Amsterdam gaat opruimen waar 30 vuilniszakken uitkomen en waar ontelbare gloeilampen verzameld zijn waarover de ik persoon (maar dat kan dan niet de hoofdpersoon zijn) dan vraagt of het motief om die te bewaren soms de naderende duisternis is, of dat het voor degene in huis is na zijn overlijden. Hier springt de echte schrijver Charlotte Mutsaers uit de band, en is er voor dit eerste deel aan te wijzen dat broer Barend Mutsaers (de man ook uit het latere Hansaplast) de figuur is die ze hier wil activeren. Wat is er dan aan de hand, waarom is hij als figuur nodig in het boek ?
En wat is dan - bij gebrek aan compassie bij Maurice - zijn rol in deel II ?
Die van de schrijver, lotgenoot mogelijk, die het moet kunnen navertellen als blijkt dat Do ook maar alleen is en eigenlijk dezelfde gevoeligheden had als Maurice. Dat Do van vrouwen (Sally) houdt is een extra bekentenis waarvan zij zelf vindt dat het haar zwak maakt. Eigenlijk redt ze Maurice door hem te activeren; maar gaat er zelf onder door, los van deze ‘redding’ . De relatie met Maurice is twijfelachtig, nadat ze hem leert kennen en voor zich wint kan ze hem vragen een half jaar geen contact te hebben voordat ze naar Oostende vertrekken. Dat kan weer deels verklaard worden doordat Do zo gefixeerd is door de Kerst, waaromheen het verhaal in Oostende dan verder gesitueerd is. Het is een vreemde samengeknoopte wereld, waar ene Freddy Blondeel ook nog een rol speelt, als een soort makelaar, tussen de partijen, een wereld die alleen dankzij een fantasie kan bestaan.
Wie is dan Do Dhont of Adolphe Klein?
Do is degene ‘met het snorretje’ en de lenige magere gestalte; ze is bekend met het boek wat Maurice ooit schreef en wordt met hem gekoppeld via de telefoon vondst. Ze wordt als het ware aan Maurice voorgesteld op zijn voorwaarde: met de telefoon. Ze is dierenactiviste en heeft haar ouders vroeg verloren na een vliegtuigongeluk in Portugal wat voor veel Nederlanders een bekend ongeluk was. Ze houdt van haar kleding en van Eau de Soir parfum. Ze kent gedichten van Bin Laden en heeft een portret van hem. En tenslotte houdt ze van plasseks, iets waarover in het interview met Steinz werd geantwoord dat het de hoofdfiguren meer gelijkwaardig in relatie maakt. Toen had ik het even niet meer, hoe grappig is die verklaring.
Ze heet pas Do Dhont als ze sterft en justitie weet deze naam. Van Adolphe Klein heeft justitie niet gehoord. Dit is vreemd en het betekent iets, maar wat weet ik niet. Dat ze een bekend activiste was ?
Dat er iemand gaat sterven, daar wordt in deel I een paar keer door Maurice naar verwezen met de vraag hoe het einde (van het verhaal) zal zijn, ‘van wie, waarvan’, maar met de kennis van een eventueel derde deel met Maurice en de voorbode in deel I over de duisternis die gaat komen zou het zowel Maurice als Do hebben kunnen zijn. Pas in deel II is het meer zichtbaar Do met haar keuze van de begraafplaats in hoofdstuk 27 deel II. In deel III had ook nog Maurice kunnen zijn of zelfs allebei dat zullen we niet meer weten.
Het woord ‘prisoner of compassion’ komt bij mijn weten niet uit een lied van Guns N’ Roses, zoals ‘Use your illusion’ . Toch is dit Engels samen met andere Engelse termen opgenomen. Het zal wel toeval zijn, maar het kan toch zijn dat de term ‘prisoner’ van Mrs Dalloway komt van Virginia Woolf, een auteur die ook ergens kort genoemd werd vanwege de zelfmoord. In Mrs Dalloway is het de jeugdvriendin Sally waar Clarissa verliefd op was, zoals activiste Sally nu voor Do belangrijk was. Als Sally weer verschijnt in Mrs Dalloway zegt ze, “what can one know even of the people one lives with every day? she asked. Are we not all prisoners? She had read a wonderful play about a man who scratched on the wall of his cell, and she had felt that was true of life — one scratched on the wall”. Dit is een ander idee dan prisoner of compassion zijn in Koetsier Herfst, maar het lijkt wel een reden om het Engels te handhaven en er iets anders van te maken. In het interview met Steinz zegt Charlotte Mutsaers erg opgetogen te zijn geweest toen ze deze complete term ‘prisoner of compassion’ hoorde, dus mogelijk is het toch ergens anders vandaan. In het interview in 2008 met Maartje den Breejen (op haar blog te lezen) legt Charlotte Mutsaers uit dat de term gebruikelijk is in de dierenactivistenwereld (er bestaat een blad van het dierenbevrijdingsfront), als iemand die wegens dierenactivisme achter de tralies belandt.
Feit en fictie spelen in het boek door elkaar, uit de introductie is er het Front des anges bestiaux de Dunquerque, dat dierenactivisme uitdraagt en niet bestaat, en Do is lid van het Lobster Liberation Front. De laatste groepering bestaat wel, heeft als standplaats Charlottesville en hun acties werden tussen 2000 en 2008 uitgevoerd. Op de achterflap staat de auteur voor hotel Polaris in Oostende, dat is een bewuste keuze, ze was daar kennelijk ook om een deel van het boek af te maken, maar je wilt kennelijk ook niet vermijden dat auteur en hoofdrolspeelster Do een gelijkenis hebben.
Fraai is de dichter Christian Morgenstern die de literatuur tart door gewone woorden in te lassen in wat door moet gaan voor poëtische teksten (hoofdstuk 26 deel 2, het abstracte maar ook out of the ordinary gedicht Das Knie). Hier is een voorbeeld van iemand die uit de consensus van de dichters stapt, die iets heeft gezien wat anderen nog niet zagen, de absurditeit van woorden als ze rijmen en op een schema worden gezet en bijna kinderlijk uit hun gebruikelijke context worden gehaald. Hij heeft ook een aandeel in Zeepijn (1999). Een mooie vondst van Charlotte Mutsaers.
1
Reageer op deze recensie