Lezersrecensie
De mens in deze tijd, een herpositionering
Bas Heijne essay 2020 Mens/ Onmens
Het essay van Bas Heijne, dat in drie delen samengesteld is, leest als een persoonlijk commentaar op hoe de mens is in de huidige tijd. Heijne ziet met ons dat mensen achter de leugen aan kunnen lopen, dat regeringsleiders openlijk leugens vertellen, en dat media een grote rol spelen in het verspreiden ervan. Wat zijn de achterliggende oorzaken en hoe daar tegen aan te kijken, is de grondidee van dit essay, waarbij Heijne probeert te begrijpen vanuit zijn eigen situatie (in Parijs maar ook met het oog op de Nederlandse politiek en media). De volgorde in de drie delen: waarheid versus de leugen, elite en liberalisme en tenslotte de mens onmens discussie.
Na het essay twee keer gelezen te hebben, vroeg ik me af welke keuze Heijne in dit essay maakt op de vraag: stel je het individu voorop of de samenleving. Als schrijver in deze tijd neig je al naar het eerste en aan het slot van dit driedelige essay is dat ook de uitkomst, de individuele keuze blijft staan, liever het non conformisme, en de mens blijft bij Heijne degene die zelf iets moet gaan doen (en niet bijv de overheid, zoals eigenlijk door socialisten bepleit wordt). Dat is dus niet zo ver weg van het liberalisme waar het in deel 2 over gaat en waar de schrijver niet zo positief over is. Dat veroorzaakt ongemak en laat de lezer achter met vragen. Kun je de huidige problemen (populisme en hokjesdenken) wel aan met individuele verantwoording ? Overheidsbemoeienis heeft niet altijd slecht uitgepakt, als het maar sociaal is.
Over het geheel is het essay goed te volgen, en maar op een punt vreemd, wanneer Heine David Hume aanhaalt met de idee dat de rede vanuit een gevoel ontstaat; dit wordt een kritische noot bij Heine alsof de antiverlichtings denkers nu pas echt gelijk gekregen hebben. De kritiek op Verlichting in deel een is mogelijk de belofte van individuele vervolmaking door de ratio, en als dat niet lukt of niet samengaat met emotie is het de oorzaak van de latere strijd tegen feitelijkheden? Dat is wel kort door de bocht, er zijn meer ontwikkelingen geweest. M.a.w. : is de Verlichting niet juist een stap geweest richting beheersing, etc, terwijl de mens-onmens discussie een strijd oplevert die zonder de Verlichting mogelijk wel andere consequenties zou hebben gehad. Zijn gesprekje met de Parijzenaar over de Notre dame in deel 1 of 2 illustreert het eigenlijk ook, je kunt net zo goed niet de confrontatie aangaan, of de ander proberen te begrijpen, als je niet uit kunt gaan van een gezamenlijke waarheid. Die gezamenlijke waarheid is eigenlijk toch ook waar de Verlichting naar zoekt. Hoe gaan we hier uitkomen, kun je je met Heijne afvragen. Gelooft Heijne nog in een gezamenlijke waarheid, vraag je je af, als hij het gedachtengoed van Frans Kellendonk lijkt te ondersteunen, althans zoals hij het interpreteert in deel 3 dat de meeste mensen geen andere culturele of politieke identiteit willen accepteren.
Het essay sluit af met het begrip onmens van de titel, in relatie met een multiculturele samenleving waarin het begrip voor een ander de aansluiting is met de delen ervoor. Die volgorde in de delen moet dan voor het laatste deel - met de Bergrede en non-conformisme als sluitstuk- waarschijnlijk meer gezien worden als een strijdbaarheid tegen de eerste twee delen. En oplossing voor zijn onmogelijke conversatie met de Parijzenaar.
Van waarheidswantrouwen naar politieke identiteit.
De drie delen zijn los van elkaar te lezen, maar krijgen achter elkaar gezet een vliegwiel mechanisme. De manier waarop deel 1 gekoppeld wordt aan deel 2 over het liberalisme gaat als volgt: wordt in deel 1 gesproken over beleving versus de waarheid en wordt de vraag gesteld of de beleving belangrijker is dan de waarheid (het fraaie voorbeeld van Frans Klein van de publieke omroep die dit letterlijk zegt), in deel 2 wordt de beleving van de manier waarop de Notre Dame hersteld moet worden de introductie tot de gehate elite. De elite, die Heijne ziet met vooral liberale tendensen (iedereen voor zichzelf), die de zeggenschap over de Notre Dame kaapt. Het hele tweede deel gaat dan grotendeels over die politieke stroming van het liberalisme, die zichzelf volgens Heijne niet meer kan vernieuwen (en dus niet vernieuwd is) als er geen tegengeluiden zijn. Ook Fukuyama beweert zoiets met zijn einde van de geschiedenis uit 1989, dat er geen politieke tegenwichten meer zijn om het politieke stelsel van nu, de liberale democratie, nog te kunnen veranderen. Daar is hij van teruggekomen. Het zou dan volgens Heijne nu uitlopen op onmacht van de huidige politieke stroming om het populisme (en de onwaarheid) tegen te gaan. Zo ongeveer is de opzet van deel 2, bedoeld als een politieke duiding van het liberalisme van deze tijd. De slapte en visieloosheid van de VVD wordt hier als voorbeeld gesteld, wat deels waar is want het populisme in Nederland wordt meer genegeerd dan aangevallen met betere ideeen.
In het derde deel - de Bergrede lezing- wordt Frans Kellendonk herinnerd, die niet in een multiculturele samenleving geloofde, omdat de moeite te groot zou zijn voor de meeste mensen om zich in een ander te verdiepen (hij zegt eigenlijk ook: als je wil, moet je wel erg veel moeite doen), terwijl dat wel nodig is voor enige verdraagzaamheid. Kellendonk beredeneert gewoon dat het niet kan, wegens de angst om je eigen identiteit te verliezen. En vervolgens is er de Franse sociologe Nathalie Heinich die zegt dat het wel kan, omdat je de cultuur niet als onveranderlijk moet zien, en omdat identiteit juist ontstaat uit een confrontatie met een ander (ook in positieve zin). Met de Verlichting heeft het niet meer te maken, lijkt me. Dit uitstapje over identiteitsdenken is echter wel interessant, en ook Angela Merkel’s ‘Wir schaffen das’ wordt er de lucht mee ingetild. Omdat het aangeeft dat zij wel bereid was om de cultuur aan te passen. Dat is een mooi inzicht.
Epiloog
Aan het eind van het essay is er dus een oplossing in het conflict tussen individu en samenleving die uit de Bergrede van Christus volgens Mattheus komt: de individu zou zich minder moeten aantrekken van zijn omgeving en er zelfs vragen bij stellen om een beter mens te kunnen worden. Je herkent er Navalny in, ook al wordt die niet genoemd. Dat is de overwinning van het individu op de maatschappelijke conventies en angsten, en zo gezien is ook de Verlichting door het kritisch bekijken van de ander mogelijk wel de bron van egocentriciteit en het behoud van de individuele bijdrage, maar zou ook de bron moeten zijn van kritisch naar jezelf kijken en is dus niet perse de bron van het verlies van broederschap, zoals Heijne mogelijk eerder dacht.
Dit essay biedt dus weer wat hoop, voor mensen ook die bijv Richard Dawkins’ De zelfzuchtige genen hebben gelezen waarin op biologische wijze de individuele voorkeuren worden verklaard.
Deel een maakt met adequate referentie gebruik van ideeen uit het essay uit 2018 van de Amerikaanse Michiko Kakutani, The death of truth, waarin het deconstructivisme van de moderne tijd wordt besproken en waarheid dus wel op losse schroeven staat. Dat is niet het enige wat ze bespreekt en Heijne’s licht minzame manier hierover is niet terecht; in dit essay vind je namelijk ook iets meer politieke onderbouwing, vooral in de beschrijving van populistische tendensen die tegenwoordig zo gemakkelijk verspreid kunnen worden, of in hhet samenvatten van de idee dat de mens in deze tijd meer op zichzelf gericht is dan ooit. Het boek is vertaald in het Nederlands.
Het essay van Bas Heijne, dat in drie delen samengesteld is, leest als een persoonlijk commentaar op hoe de mens is in de huidige tijd. Heijne ziet met ons dat mensen achter de leugen aan kunnen lopen, dat regeringsleiders openlijk leugens vertellen, en dat media een grote rol spelen in het verspreiden ervan. Wat zijn de achterliggende oorzaken en hoe daar tegen aan te kijken, is de grondidee van dit essay, waarbij Heijne probeert te begrijpen vanuit zijn eigen situatie (in Parijs maar ook met het oog op de Nederlandse politiek en media). De volgorde in de drie delen: waarheid versus de leugen, elite en liberalisme en tenslotte de mens onmens discussie.
Na het essay twee keer gelezen te hebben, vroeg ik me af welke keuze Heijne in dit essay maakt op de vraag: stel je het individu voorop of de samenleving. Als schrijver in deze tijd neig je al naar het eerste en aan het slot van dit driedelige essay is dat ook de uitkomst, de individuele keuze blijft staan, liever het non conformisme, en de mens blijft bij Heijne degene die zelf iets moet gaan doen (en niet bijv de overheid, zoals eigenlijk door socialisten bepleit wordt). Dat is dus niet zo ver weg van het liberalisme waar het in deel 2 over gaat en waar de schrijver niet zo positief over is. Dat veroorzaakt ongemak en laat de lezer achter met vragen. Kun je de huidige problemen (populisme en hokjesdenken) wel aan met individuele verantwoording ? Overheidsbemoeienis heeft niet altijd slecht uitgepakt, als het maar sociaal is.
Over het geheel is het essay goed te volgen, en maar op een punt vreemd, wanneer Heine David Hume aanhaalt met de idee dat de rede vanuit een gevoel ontstaat; dit wordt een kritische noot bij Heine alsof de antiverlichtings denkers nu pas echt gelijk gekregen hebben. De kritiek op Verlichting in deel een is mogelijk de belofte van individuele vervolmaking door de ratio, en als dat niet lukt of niet samengaat met emotie is het de oorzaak van de latere strijd tegen feitelijkheden? Dat is wel kort door de bocht, er zijn meer ontwikkelingen geweest. M.a.w. : is de Verlichting niet juist een stap geweest richting beheersing, etc, terwijl de mens-onmens discussie een strijd oplevert die zonder de Verlichting mogelijk wel andere consequenties zou hebben gehad. Zijn gesprekje met de Parijzenaar over de Notre dame in deel 1 of 2 illustreert het eigenlijk ook, je kunt net zo goed niet de confrontatie aangaan, of de ander proberen te begrijpen, als je niet uit kunt gaan van een gezamenlijke waarheid. Die gezamenlijke waarheid is eigenlijk toch ook waar de Verlichting naar zoekt. Hoe gaan we hier uitkomen, kun je je met Heijne afvragen. Gelooft Heijne nog in een gezamenlijke waarheid, vraag je je af, als hij het gedachtengoed van Frans Kellendonk lijkt te ondersteunen, althans zoals hij het interpreteert in deel 3 dat de meeste mensen geen andere culturele of politieke identiteit willen accepteren.
Het essay sluit af met het begrip onmens van de titel, in relatie met een multiculturele samenleving waarin het begrip voor een ander de aansluiting is met de delen ervoor. Die volgorde in de delen moet dan voor het laatste deel - met de Bergrede en non-conformisme als sluitstuk- waarschijnlijk meer gezien worden als een strijdbaarheid tegen de eerste twee delen. En oplossing voor zijn onmogelijke conversatie met de Parijzenaar.
Van waarheidswantrouwen naar politieke identiteit.
De drie delen zijn los van elkaar te lezen, maar krijgen achter elkaar gezet een vliegwiel mechanisme. De manier waarop deel 1 gekoppeld wordt aan deel 2 over het liberalisme gaat als volgt: wordt in deel 1 gesproken over beleving versus de waarheid en wordt de vraag gesteld of de beleving belangrijker is dan de waarheid (het fraaie voorbeeld van Frans Klein van de publieke omroep die dit letterlijk zegt), in deel 2 wordt de beleving van de manier waarop de Notre Dame hersteld moet worden de introductie tot de gehate elite. De elite, die Heijne ziet met vooral liberale tendensen (iedereen voor zichzelf), die de zeggenschap over de Notre Dame kaapt. Het hele tweede deel gaat dan grotendeels over die politieke stroming van het liberalisme, die zichzelf volgens Heijne niet meer kan vernieuwen (en dus niet vernieuwd is) als er geen tegengeluiden zijn. Ook Fukuyama beweert zoiets met zijn einde van de geschiedenis uit 1989, dat er geen politieke tegenwichten meer zijn om het politieke stelsel van nu, de liberale democratie, nog te kunnen veranderen. Daar is hij van teruggekomen. Het zou dan volgens Heijne nu uitlopen op onmacht van de huidige politieke stroming om het populisme (en de onwaarheid) tegen te gaan. Zo ongeveer is de opzet van deel 2, bedoeld als een politieke duiding van het liberalisme van deze tijd. De slapte en visieloosheid van de VVD wordt hier als voorbeeld gesteld, wat deels waar is want het populisme in Nederland wordt meer genegeerd dan aangevallen met betere ideeen.
In het derde deel - de Bergrede lezing- wordt Frans Kellendonk herinnerd, die niet in een multiculturele samenleving geloofde, omdat de moeite te groot zou zijn voor de meeste mensen om zich in een ander te verdiepen (hij zegt eigenlijk ook: als je wil, moet je wel erg veel moeite doen), terwijl dat wel nodig is voor enige verdraagzaamheid. Kellendonk beredeneert gewoon dat het niet kan, wegens de angst om je eigen identiteit te verliezen. En vervolgens is er de Franse sociologe Nathalie Heinich die zegt dat het wel kan, omdat je de cultuur niet als onveranderlijk moet zien, en omdat identiteit juist ontstaat uit een confrontatie met een ander (ook in positieve zin). Met de Verlichting heeft het niet meer te maken, lijkt me. Dit uitstapje over identiteitsdenken is echter wel interessant, en ook Angela Merkel’s ‘Wir schaffen das’ wordt er de lucht mee ingetild. Omdat het aangeeft dat zij wel bereid was om de cultuur aan te passen. Dat is een mooi inzicht.
Epiloog
Aan het eind van het essay is er dus een oplossing in het conflict tussen individu en samenleving die uit de Bergrede van Christus volgens Mattheus komt: de individu zou zich minder moeten aantrekken van zijn omgeving en er zelfs vragen bij stellen om een beter mens te kunnen worden. Je herkent er Navalny in, ook al wordt die niet genoemd. Dat is de overwinning van het individu op de maatschappelijke conventies en angsten, en zo gezien is ook de Verlichting door het kritisch bekijken van de ander mogelijk wel de bron van egocentriciteit en het behoud van de individuele bijdrage, maar zou ook de bron moeten zijn van kritisch naar jezelf kijken en is dus niet perse de bron van het verlies van broederschap, zoals Heijne mogelijk eerder dacht.
Dit essay biedt dus weer wat hoop, voor mensen ook die bijv Richard Dawkins’ De zelfzuchtige genen hebben gelezen waarin op biologische wijze de individuele voorkeuren worden verklaard.
Deel een maakt met adequate referentie gebruik van ideeen uit het essay uit 2018 van de Amerikaanse Michiko Kakutani, The death of truth, waarin het deconstructivisme van de moderne tijd wordt besproken en waarheid dus wel op losse schroeven staat. Dat is niet het enige wat ze bespreekt en Heijne’s licht minzame manier hierover is niet terecht; in dit essay vind je namelijk ook iets meer politieke onderbouwing, vooral in de beschrijving van populistische tendensen die tegenwoordig zo gemakkelijk verspreid kunnen worden, of in hhet samenvatten van de idee dat de mens in deze tijd meer op zichzelf gericht is dan ooit. Het boek is vertaald in het Nederlands.
1
Reageer op deze recensie