Liefde als verzoening tussen het hogere en het aardse...

Vanuit de voorgaande boeken ‘Eva’ en ‘Kaïn’ groeit deze roman. Eva’s nagekomen dochter Norea blijkt over grensoverschrijdende eigenschappen te beschikken. Zij kan woordeloos in contact staan met planten en dieren en zelfs met de doden. Ook lukt het haar als enige om een voor iedereen ontembaar wild paard te temmen en te berijden. Als ze haar overleden broer ziet en hem thuis beschrijft terwijl op dat moment nog niemand van zijn dood weet, is het duidelijk – Norea is een wonderlijk wonderkind. Maar ze is ook onafhankelijk en koppig. Dat leidt tot ruzies met Eva, haar moeder. Door een speling van het lot belandt Norea in Nod, het rijk waar Kaïn koning was. Daar kan ze haar gaven benutten en wordt ze hogepriesteres. En daar ontdekt ze ook de liefde in de persoon van de rivierblauwogige hogepriester An-Nam. Maar dan gebeurt er een noodlottig ongeluk en Norea besluit voortaan de liefde vaarwel te zeggen. In het thuisland van Eva en Adam hervindt ze zichzelf en herontdekt ze de liefde als verzoener tussen het hogere en het aardse, het bovenzinnelijke en het zinnelijke. Het nu blijkt de oplossing. Maar dan grijpt opnieuw het lot in en moet ze twee immense offers brengen.
Deze roman is een waardig slot van Fredrikssons trilogie ‘De kinderen van het paradijs’ en brengt de lezer in tal van hogere en lagere sferen. Een grootse roman over filosofie, leven en dood, en… de Liefde.