Lezersrecensie
Huizenstress bij de dieren
Marjet Huiberts (Zilveren Griffelwinnares) en Wendy Panders (winnares Zilveren Penseel) hebben met Dippy Das moet verhuizen een geestig én gelaagd prentenboek gemaakt over afscheid nemen, woonstress en dieren met een warm hart.
Vet gemeen! Dippy moet weg
“Huilend zit ze in het gras. Superstom en vet gemeen!” Dippy (toepasselijke naam, want zij zit in een dipje) is boos, verdrietig en vol onbegrip. Haar dassenburcht ligt pal aan het spoor, en nu moet ze – zonder inspraak – verhuizen. De trein kan er niet door, dus Dippy moet wijken. Een situatie die pijnlijk actueel is, niet alleen voor dassen, maar ook voor mensen.
Gelukkig is dit geen zwaar prentenboek, maar een geestig verhaal op rijm waarin Dippy op zoek gaat naar een nieuw onderkomen. Ze komt langs de gekste plekken: een koeienstal (“het stinkt!”), een ooievaarsnest (“veel te hoog!”), een waterlelieblad (“ik zink!”). Steeds weer zegt ze: nee. Alles is niet goed, te nat, te vol, te klein, of gewoon… superstom.
Op rijm de wereld door
In dit boek zit een fijne cadans, vol humor en herhaling, waardoor jonge lezers – vanaf een jaar of vier – helemaal meegaan in Dippy’s zoektocht. De opbouw is klassiek (ieder dier biedt een huis aan dat niet geschikt is), maar door de vlotte tekst en het verrassende einde blijft het boeien tot de laatste pagina.
Kinderen leren spelenderwijs welke dieren waar wonen, wat hun behoeften zijn en hoe moeilijk het soms is om een echt passende plek te vinden. Zonder moralistisch te worden, raakt het boek aan thema’s als gebrek aan woonruimte, natuurbehoud en elkaar helpen.
Een volle huizenmarkt – ook voor dassen
Een van de meest geestige zinnen komt van de grote bonte specht, die in het grote bos waar iedere boom bewoond is droogjes opmerkt: “Ja, de huizenmarkt is slecht!” Ook dieren blijken niet immuun voor de problemen die wij mensen kennen. En dat is precies de kracht van dit boek: onder de vrolijke toon schuilt een eigentijdse boodschap. Dassen komen in het echt regelmatig in de knel met menselijke bebouwing, vooral als hun burchten onder spoorlijnen of wegen liggen.
In werkelijkheid worden zulke burchten soms verplaatst, maar in dit verhaal moet Dippy zelf op pad. Daarbij blijkt hoe moeilijk het is voor een das om een geschikte woonplek te vinden: dassen houden niet van nattigheid, hebben veel ruimte nodig en een goed stel neusgaten. En de meeste plekken zijn al ingenomen – door mens én dier. Toch ligt de nadruk op verbinding en hulp. De andere dieren reageren niet met onbegrip of onverschilligheid, maar met open armen – of poten. Ieder biedt een plek aan, hoe ongeschikt die soms ook is. Dat maakt Dippy Das moet verhuizen ook een verhaal over solidariteit en gastvrijheid.
Een plaatje van een prentenboek
Illustrator Wendy Panders maakt het verhaal visueel onweerstaanbaar. Haar paginagrote platen barsten van kleur, details en humor. Kijk maar naar Dippy’s burcht: een deurbel, een naamplaatje, een rugzakje naast de ingang. Elk dierenverblijf in het boek heeft zo’n plaatje, wat zorgt voor samenhang én een visuele grap.
De dieren zijn expressief en vriendelijk getekend, de landschappen fantasievol en rijk gevuld. Kinderen kunnen er eindeloos in blijven turen, van slakkenhuizen tot vleermuisgrotten. De stijl van Panders – speels, stripachtig en helder – past bij de toon van Huiberts’ tekst.
Onder de oppervlakte
Wat Dippy Das moet verhuizen lijkt een eenvoudig verhaal over een dier dat op zoek moet naar een nieuw huis. Maar onder die oppervlakte speelt een wereld van actuele thema’s: de woningnood, omgaan met verandering, hoe moeilijk afscheid nemen is, en de vraag: waar hoor ik thuis? Het boek laat zien dat verhuizen niet alleen praktisch ingewikkeld is, maar ook emotioneel veel vraagt.
Het slot is onverwacht en ontwapenend. Realistisch? Niet echt. Fictie? Zeker. Maar wel een heerlijke gedachte, dat er altijd iemand kan zijn die zegt: “Kom maar bij mij.”
—
Voor het eerst gepubliceerd op Boekenkrant.com
Vet gemeen! Dippy moet weg
“Huilend zit ze in het gras. Superstom en vet gemeen!” Dippy (toepasselijke naam, want zij zit in een dipje) is boos, verdrietig en vol onbegrip. Haar dassenburcht ligt pal aan het spoor, en nu moet ze – zonder inspraak – verhuizen. De trein kan er niet door, dus Dippy moet wijken. Een situatie die pijnlijk actueel is, niet alleen voor dassen, maar ook voor mensen.
Gelukkig is dit geen zwaar prentenboek, maar een geestig verhaal op rijm waarin Dippy op zoek gaat naar een nieuw onderkomen. Ze komt langs de gekste plekken: een koeienstal (“het stinkt!”), een ooievaarsnest (“veel te hoog!”), een waterlelieblad (“ik zink!”). Steeds weer zegt ze: nee. Alles is niet goed, te nat, te vol, te klein, of gewoon… superstom.
Op rijm de wereld door
In dit boek zit een fijne cadans, vol humor en herhaling, waardoor jonge lezers – vanaf een jaar of vier – helemaal meegaan in Dippy’s zoektocht. De opbouw is klassiek (ieder dier biedt een huis aan dat niet geschikt is), maar door de vlotte tekst en het verrassende einde blijft het boeien tot de laatste pagina.
Kinderen leren spelenderwijs welke dieren waar wonen, wat hun behoeften zijn en hoe moeilijk het soms is om een echt passende plek te vinden. Zonder moralistisch te worden, raakt het boek aan thema’s als gebrek aan woonruimte, natuurbehoud en elkaar helpen.
Een volle huizenmarkt – ook voor dassen
Een van de meest geestige zinnen komt van de grote bonte specht, die in het grote bos waar iedere boom bewoond is droogjes opmerkt: “Ja, de huizenmarkt is slecht!” Ook dieren blijken niet immuun voor de problemen die wij mensen kennen. En dat is precies de kracht van dit boek: onder de vrolijke toon schuilt een eigentijdse boodschap. Dassen komen in het echt regelmatig in de knel met menselijke bebouwing, vooral als hun burchten onder spoorlijnen of wegen liggen.
In werkelijkheid worden zulke burchten soms verplaatst, maar in dit verhaal moet Dippy zelf op pad. Daarbij blijkt hoe moeilijk het is voor een das om een geschikte woonplek te vinden: dassen houden niet van nattigheid, hebben veel ruimte nodig en een goed stel neusgaten. En de meeste plekken zijn al ingenomen – door mens én dier. Toch ligt de nadruk op verbinding en hulp. De andere dieren reageren niet met onbegrip of onverschilligheid, maar met open armen – of poten. Ieder biedt een plek aan, hoe ongeschikt die soms ook is. Dat maakt Dippy Das moet verhuizen ook een verhaal over solidariteit en gastvrijheid.
Een plaatje van een prentenboek
Illustrator Wendy Panders maakt het verhaal visueel onweerstaanbaar. Haar paginagrote platen barsten van kleur, details en humor. Kijk maar naar Dippy’s burcht: een deurbel, een naamplaatje, een rugzakje naast de ingang. Elk dierenverblijf in het boek heeft zo’n plaatje, wat zorgt voor samenhang én een visuele grap.
De dieren zijn expressief en vriendelijk getekend, de landschappen fantasievol en rijk gevuld. Kinderen kunnen er eindeloos in blijven turen, van slakkenhuizen tot vleermuisgrotten. De stijl van Panders – speels, stripachtig en helder – past bij de toon van Huiberts’ tekst.
Onder de oppervlakte
Wat Dippy Das moet verhuizen lijkt een eenvoudig verhaal over een dier dat op zoek moet naar een nieuw huis. Maar onder die oppervlakte speelt een wereld van actuele thema’s: de woningnood, omgaan met verandering, hoe moeilijk afscheid nemen is, en de vraag: waar hoor ik thuis? Het boek laat zien dat verhuizen niet alleen praktisch ingewikkeld is, maar ook emotioneel veel vraagt.
Het slot is onverwacht en ontwapenend. Realistisch? Niet echt. Fictie? Zeker. Maar wel een heerlijke gedachte, dat er altijd iemand kan zijn die zegt: “Kom maar bij mij.”
—
Voor het eerst gepubliceerd op Boekenkrant.com
1
Reageer op deze recensie