Meer dan 5,3 miljoen beoordelingen en recensies Organiseer de boeken die je wilt lezen of gelezen hebt Het laatste boekennieuws Word gratis lid
×
Lezersrecensie

Crescendo van gekrenktheid

Nico van der Sijde 17 januari 2020
"De oorzaak" is mijn derde Thomas Bernhard in vrij korte tijd, en niet mijn laatste. Want op de een of andere manier krijg ik geen genoeg van zijn schuimbekkend fulminerende stijl, die ook nu weer hoogtij viert: het boek van 148 bladzijden bestaat uit precies twee alinea's, vol steeds bozere en gekrenktere zinnen zonder het rustpunt van een witregel, en veel zinnen razen wel een hele pagina door en lijken zich bij iedere komma steeds meer te voeden met de eigen gekrenkte en wanhopige woede. Veel mensen zullen niet houden van die stijl, veel mensen zullen niet houden van die bijna verlammende zwartgalligheid. Maar mij fascineert dat juist. Zoals het mij ook fascineert dat "De oorzaak", een van Bernhards vijf autobiografische vertellingen, dezelfde ademloze en hyperbolische stijl heeft als zijn romans. Volgens sommigen is het zelfs het meest rabiate boek dat hij ooit schreef, en dus nog extremer in zijn zwartgalligheid dan de toch opmerkelijk zwartgallige romans.

Het boek is één ademloze monoloog van een naamloze ik- figuur (in wie we dus Bernhard zelf kunnen herkennen), die woest terugkijkt op zijn ontredderde jeugd in het Salzburg van tijdens en na WO II. Met behoorlijk barokke hyperbolen braakt hij zijn desperate gal uit over zijn van angst en zelfmoordfantasie doordesemde tijden in het door Nazi's bestuurde internaat, waarin vele uren en dagen van zijn jeugd in angst en onderdrukking zijn versmoord. Met tamelijk adembenemende zinnen evoceert hij de sfeer in de gangen van de onveilige schuilkelders tijdens en zelfs vlak voor de vele bombardementen: "Evenals wij waren zij allang gewend geraakt aan de stervenden her en der in de gang, hadden zij allang de gangen en hun verschrikkelijke duisternis als hun onontkoombare dagelijkse verblijfplaats geaccepteerd, evenals de ononderbroken vernedering en onttakeling van hun persoonlijkheid". De onttakeling en ontreddering van de ik-figuur zelf wordt bijzonder pregnant gevat in de lange beschrijvingen van een schoenenhok, waarin de ik-figuur muziek oefent maar vooral zelfmoordfantasieën koestert: die zelfmoordfantasieën zijn als het ware zijn eigen muziek, die hij in totale afzondering en verborgenheid componeert en uitvoert. Precies dat is de zeer private kunst van de zeer kunstzinnige ik- figuur. Precies dat is wellicht zelfs de oorsprong van het zo eigenzinnige ritme van de zinnen die je leest: muzikaliteit, geboren in pijn en doodsverlangen.

Dat, in combinatie met de hyperbolische beschrijvingen van oorlogstaferelen en de angst daarvoor, vragen aardig wat incasseringsvermogen van de lezer. Vooral ook omdat die ellenlange, steeds woedender wordende zinnen je geen enkel rustpunt gunnen. Maar eigenlijk nog verbazender is hoe de monoloog nog woedender en wanhopiger wordt zodra de tijden vlak na de oorlog worden beschreven. Die oorlog is een leerervaring op zich: "In die tijd heb ik voor mijn hele leven, door ook in de stad, wat niemand meer wil weten, de verschrikkelijkste en deerniswekkendste ellende te aanschouwen, geleerd en ervaren hoe vreselijk het leven en het bestaan in het algemeen zijn, en hoe weinig waard, helemaal niets waard, in de oorlog". Maar die ervaring leert hem dus tegelijk dat het leven in vredestijd eveneens vreselijk is. In oorlogstijden is het leven op zijn groteskst, maar ook in vredestijd is het leven grotesk en vreselijk. Zeker in het Salzburg van de ik zijn jeugd, een stad die volgens hem iedereen met zijn geroemde schoonheid volkomen versmoort en waarin volgens hem eigenlijk alleen het verborgen verval en leed waarachtig zijn. Temeer omdat de katholieken, die dan de leiding overnemen van het internaat, niets beter zijn dan de Nazi's: beide ideologieën verminken de kinderen door gehoorzaamheid af te dwingen voor een Grootse Persoon, en het maakt niks uit dat dit bij de ene ideologie Christus is en bij de andere Hitler. Opvoeders maken bovendien sowieso hun kinderen kapot, zoals ook zijzelf door hun ouders in de knop gebroken zijn. De middelbare school is niks meer of minder dan een "geestesvernietigingsinrichting", of "verrottingscentra" die hun leerlingen opvoeden tot "onnatuur". Zelf mislukte de ik- figuur uiteraard helemaal op het gymnasium, uit pure verachting voor het schoolsysteem. Slechts twee mensen uit dat gymnasium staan hem nog bij: een verlamde medeleerling en een uiterst lelijke leraar Pittioni, beiden tot in het extreme getreiterd door iedereen. Maar ook dat is leerzaam: "De verlamde architectenzoon aan de ene en Pittioni aan de andere kant waren voor mij de figuren die het gymnasium beheersten, juist diegenen, aan wie de verschrikking van een niets ontziende samenleving, in dit geval de schoolgemeenschap, dag na dag zichtbaar werd". Want elk gezelschap van twee of meer personen zoekt gretig naar zwakkeren en gebrekkigen, en verenigt zich in het kapotmaken en doodtreiteren van die zwakkeren en gebrekkigen. Aldus de schuimbekkende, wanhopige en zeer gekrenkte verteller.

Aldus raast de ik- figuur ons dus 148 pagina's lang toe. In twee alinea's die dus nog veel langer zijn dan mijn al best lange alinea's hierboven, gevuld met bovengemiddeld spectaculaire zinnen en verbazende hyperbolen. Soms moest ik daar behoorlijk om lachen, zoals je ook om groteske karikaturen lachen moet. Maar ik was vooral vaak verbluft en zelfs lamgeslagen door het steeds maar verder opgevoerde crescendo van wanhopige woede en gekrenktheid, temeer omdat dit crescendo na WO II des te harder maar doorgaat en doorgaat en doorgaat. En ik werd ook nogal getroffen door de combinatie van nabijheid en afstand: zoals gezegd is "De oorzaak" onderdeel van een cyclus van vijf autobiografische vertellingen, maar de verteller blijft naamloos, de hyperbolische stijl zorgt voor een ondertoon van onwaarschijnlijkheid die je in normale autobiografieën niet ziet, en de verteller herhaalt meerdere malen dat hij alleen schetsen en aanduidingen te bieden heeft en geen volledige werkelijkheid. Ook begrijp ik uit diverse recensies dat meerdere details in "De oorzaak" verzonnen zijn of uitvergroot. Dit is kortom een autobiografie en toch ook weer niet, een "autobiografische vertelling" (zoals sommige recensenten het noemen) die feit en fictie mengt en mij meer op afstand houdt dan een autobiografie pleegt te doen. Alsof Bernhard zich aan ons toont en zich tegelijk walgend van ons afkeert, zichzelf onthult en zich tegelijk voor onze bezoedelende blikken verbergt...… Alsof hij mijn aandacht vraagt voor zijn persoon en tegelijk zijn middelvinger naar mij opheft... Alsof hij wil dat ik hem leer kennen en tegelijk ook niet. Daarom noem ik hem in dit stukje consequent de verteller of de ik- figuur, niet Thomas Bernhard, al was het maar omdat de ik-figuur deels wel samenvalt met Thomas Bernhard maar niet helemaal.

Vaak wordt Thomas Bernhard een "overdrijvingskunstenaar" genoemd, een term die hij ook zelf in enkele van zijn boeken heeft gebruikt. Dat is dan naar mijn gevoel bedoeld als het soort overdrijving dat de karikatuur kenmerkt: de karikatuur die bepaalde facetten van de werkelijkheid scherp uitvergroot of extra nadrukkelijk accentueert, en precies daardoor die aspecten juist beter laat zien. Bovendien is het voor mij zelfs maar de vraag of de ik- figuur zelf wel vindt dat het om karikaturiserende overdrijving gaat. Misschien gaat het in zijn beleving juist om een gevoeligheid die zijn afgestompte medemensen niet kennen, of een scherpte van waarheidsgetrouwe waarneming waartoe zij niet in staat (willen) zijn. De ik-figuur zegt bijvoorbeeld: "Zelfs op het gevaar af zich daarmee bij al deze oogkleppendragers onmogelijk te maken en voor de zoveelste maal voor gek te worden versleten, dient men staande te houden dat deze stad tijdens eeuwen van katholicisme een vulgair opgebruikte snol is, die al sedert tientallen jaren door het nationaalsocialisme op brute wijze verkracht wordt, met alle afstotelijke ziektes van dien.". Als dit geen hyperbool is, dan weet ik het niet meer, en bij het beeld van de vulgair opgebruikte snol denk ik met een nerveuze grinnik wel iets van "poe, poe, dat gaat wel erg ver". Maar ja, dat maakt mij voor de ik- figuur een "oogkleppendrager" die gewoon de vreselijke kanten van het bestaan niet kan of wil zien. Althans niet zo scherp als de ik- figuur die ziet. Of liever: tot in zijn haarvaten voelt. En iedereen lacht hem uit om dat gevoel, die overgevoeligheid. Maar hij walgt van ons, en wapent zich op voorhand met woede tegen ons onbegrip, omdat wij te afgestompt zijn om met hem mee te voelen.

"De oorzaak" is naar mijn idee in elk geval een felle aanklacht tegen het vreselijke bestaan en onze ongevoeligheid voor die groteske vreselijkheid. Tegelijk is het misschien ook een essayistisch zelfonderzoek. Opmerkelijk genoeg zegt de ik- figuur immers een paar keer dat hij Montaigne zeer bewondert. Nou is Montaigne, door zijn afgewogen en genuanceerde essayistiek, waarin elk pro en contra van elk facet van de werkelijkheid aandachtig wordt onderzocht, wel ongeveer het tegendeel van de altijd fulminerende verteller in "De oorzaak". Maar in die essayistiek streeft Montaigne ook naar een zo gefacetteerd en geschakeerd mogelijk beeld van zijn eigen ik, een beeld dat veel dieper en waarheidsgetrouwer is dan alleen zijn naam of publieke reputatie. Geldt iets dergelijks eveneens voor de anonieme ik- figuur? Wil hij recht doen aan alle gevoeligheid, frustratie en pijn die voor "oogkleppendragers" taboe zijn maar voor zijn identiteit kenmerkend? Is "De oorzaak" daarmee, behalve een groteske tekening van een volgens de verteller groteske wereld, ook een zo waarheidsgetrouw en dus zo pijnlijk mogelijk zelfportret van die verteller? En - gezien het autobiografische gehalte ervan- misschien dus zelfs van Thomas Bernhard zelf? Is dit boek dus één langgerekt en uitgeschreeuwd "dit ben ik, dit is mijn wereld, stik er maar in"? Een uitgeschreeuwd boek waarin Bernhard zich, zoals eerder gezegd, aan ons toont maar zich tegelijk meteen ook voor ons verbergt, wellicht omdat hij walgt bij de gedachte dat hij zich nu toont aan oogkleppendragers die hem zullen uitlachen en miskennen?

Ik weet het niet. Maar ik vind het wel fascinerend om dit boek zo te lezen. Sowieso zoog dit boek mij helemaal op, door zijn compromisloze zwartgalligheid, door zijn obsederende lange zinnen vol steeds gekrenktere herhaling, en door zijn vaak verbazende hyperbolen en groteske taferelen. Het fascineerde mij, ondanks de oogkleppendrager in mijzelf. En om die reden sla ik nu meteen weer een nieuwe Bernhard open.

Reageer op deze recensie

Meer recensies van Nico van der Sijde

Gesponsord

Deze thriller trekt je razendsnel mee in een complot met onbetrouwbare staatslieden met hun eigen agenda's, internationale conflicten en hoogoplopende bedreigingen voor de samenleving.