Lezersrecensie
Niet betoverend
Parijs, Rusland, liefde, oorlog. Een betoverende nieuwe Pieter Waterdrinker’, zo staat te lezen op de achterflap. Het boek is niet betoverend. Het is geen sprookje, maar het gaat over de grauwe realiteit. Het gaat over de Oekraïense oorlog, over een verwoeste man. Toch gaat deze man op sommige momenten – met zijn blinde en dove katje Céline – opgewekt door het leven, zeker op de momenten dat hij met zijn ‘Nietsche-pas’ door Parijs loopt.
Auteur Pieter Waterdrinker (1961) woont in Moskou. Hij publiceerde onder andere de romans Liebmans ring, Een Hollandse romance, Duitse bruiloft en De Dood van Mila Burger. Zijn werk is onder andere in het Engels, Duits en Russisch vertaald en hij werd meermaals genomineerd voor onder meer de Libris Literatuur Prijs, de Bob den Uyl Prijs, alsook voor de Dublin Literary Award 2011.
‘Être seul, c’est s’entraîner à la mort’, met die quote uit een boek van de bekende Franse schrijver Louis-Ferdinand Céline, opent Waterdrinker zijn nieuwste verhaal. De betekenis: alleen zijn is een voorbereiding op de dood. Het blijkt het centrale thema van het boek. Een boek waarin Tolja – vaak als buitenstaander – verzeild raakt in de oorlog in Oekraïne, zijn identiteit verliest en alleen door de straten van Parijs struint in de hoop op een wonder.
In Parijs woont Tolja in een hotelkamer samen met zijn blinde en dove katje. Hij heeft genoeg contant geld. Hij betaalt daarvan zijn hotelkamer en iedere dag een maaltijd met een fles wijn. Verder bezit hij, naast een Oekraïens paspoort, niets. Al koopt hij in Parijs op gegeven moment het boek Guerre van Louis-Ferdinand Céline, waarnaar hij ook zijn katje vernoemd. Uit dit boek citeert Waterdrinker veelvuldig. Tolja beschrijft de donkere scenes van de oorlog met de reflectie van zijn eigen ervaringen daarop. Er is wat hem betreft geen boek dat de realiteit van de oorlog goed omschrijft. Louis-Ferdinand Céline is de enige die daar in de buurt komt.
De situatie waarin Tolja zich bevindt roept heel veel vragen op. Hoe raakte hij verzeild in de Oekraïense oorlog? Is hij schuldig aan oorlogsmisdaden? En wat is er met zijn grote liefde Zita gebeurd? Waarom houdt hij zijn katje de hele tijd in zijn rugzak? En: wie is hij eigenlijk?
De vele vragen maken het boek mysterieus. In flarden – met flashbacks – wordt er steeds meer duidelijk over Tolja. De zoon van een Russische vader, kernfysicus, die niet kon aarden in Nederland door discriminatie. Tolja zelf werkte als vertaler van Russische literatuur, maar nadat de Oekraïense oorlog uitbreekt is daar nauwelijks vraag naar in Nederland. Tolja ontwikkelt een gokverslaving en krijgt een kans aangeboden: louche werk waar zijn kwaliteiten heel goed van pas komen. In die periode ontmoet hij ook zijn grote liefde, Zita. Die ook verliefd wordt op hem omdat hij haar doet denken aan haar verdwenen Oekraïense liefde.
Eenzaamheid: dat is de rode draad. Het lijkt alsof Tolja het leven van een buitenstaander leeft. Hij leeft, maar niemand leeft met hem. De vele verhaallijnen maken het verhaal chaotisch. Naarmate het verhaal vordert worden veel vragen beantwoord, maar dat geeft niet heel veel voldoening. Niks wordt écht uitgediept. Tegelijkertijd gaat het leven in Parijs ook door, en draait Tolja langzaam door, al dan niet door de morfine die hij tegen de pijn van de granaatscherven in zijn bovenbeen neemt.
De stijl in het boek is grof en overdreven. De oorlog is hard, zwart en gruwelijk. ‘De stekende pijn in mijn linkerbovenbeen was nu bijna ondraaglijk, alsof er daar ergens krammen door mijn bloedbaan zwierven. Mijn tabletten uit Istanbul werken niet langer. In een apotheek hier in de straat kocht ik eerder deze week al paracetamol. Van 1000 milligram, zetpillen. Ik schoof er drie achterelkaar in mijn hol, maar ook die hielpen niet.’ Deze stijl past bij de wanhopige situatie waarin Tolja verkeert. Ik weet niet of ik het mooi vond, maar het past wel.
Het boek is allesbehalve betoverend. Tolja leeft met een ondraaglijke pijn, zowel fysiek als mentaal. En toch krijg je bij het lezen soms het idee: het is ook je eigen schuld dat je in de situatie belandt. Of: doe er wat aan. De situatie is zielig, maar misschien heeft Tolja het er ook wel zelf naar gemaakt? Eigenlijk is die vraag stellen – over iemand die alle gruwelijke dingen aan het front heeft meegemaakt en misbruikt is door mensen met macht – not done. Daardoor voelt het soms ongemakkelijk.
Céline is daarom niet altijd even fijn om te lezen, maar het is zeker wel indrukwekkend en goed. De manier waarop Waterdrinker de allesverwoestende oorlog beschrijft is uniek. En de manier waarop je als lezer wordt meegezogen in de gedachten van Tolja is bijzonder. Er is niemand die écht naar hem omkijkt. Céline krijgt van mij 4 sterren.
Met dank aan Uitgeverij Nijgh & Van Ditmar voor dit recensie-exemplaar in ruil voor een eerlijke recensie.
Auteur Pieter Waterdrinker (1961) woont in Moskou. Hij publiceerde onder andere de romans Liebmans ring, Een Hollandse romance, Duitse bruiloft en De Dood van Mila Burger. Zijn werk is onder andere in het Engels, Duits en Russisch vertaald en hij werd meermaals genomineerd voor onder meer de Libris Literatuur Prijs, de Bob den Uyl Prijs, alsook voor de Dublin Literary Award 2011.
‘Être seul, c’est s’entraîner à la mort’, met die quote uit een boek van de bekende Franse schrijver Louis-Ferdinand Céline, opent Waterdrinker zijn nieuwste verhaal. De betekenis: alleen zijn is een voorbereiding op de dood. Het blijkt het centrale thema van het boek. Een boek waarin Tolja – vaak als buitenstaander – verzeild raakt in de oorlog in Oekraïne, zijn identiteit verliest en alleen door de straten van Parijs struint in de hoop op een wonder.
In Parijs woont Tolja in een hotelkamer samen met zijn blinde en dove katje. Hij heeft genoeg contant geld. Hij betaalt daarvan zijn hotelkamer en iedere dag een maaltijd met een fles wijn. Verder bezit hij, naast een Oekraïens paspoort, niets. Al koopt hij in Parijs op gegeven moment het boek Guerre van Louis-Ferdinand Céline, waarnaar hij ook zijn katje vernoemd. Uit dit boek citeert Waterdrinker veelvuldig. Tolja beschrijft de donkere scenes van de oorlog met de reflectie van zijn eigen ervaringen daarop. Er is wat hem betreft geen boek dat de realiteit van de oorlog goed omschrijft. Louis-Ferdinand Céline is de enige die daar in de buurt komt.
De situatie waarin Tolja zich bevindt roept heel veel vragen op. Hoe raakte hij verzeild in de Oekraïense oorlog? Is hij schuldig aan oorlogsmisdaden? En wat is er met zijn grote liefde Zita gebeurd? Waarom houdt hij zijn katje de hele tijd in zijn rugzak? En: wie is hij eigenlijk?
De vele vragen maken het boek mysterieus. In flarden – met flashbacks – wordt er steeds meer duidelijk over Tolja. De zoon van een Russische vader, kernfysicus, die niet kon aarden in Nederland door discriminatie. Tolja zelf werkte als vertaler van Russische literatuur, maar nadat de Oekraïense oorlog uitbreekt is daar nauwelijks vraag naar in Nederland. Tolja ontwikkelt een gokverslaving en krijgt een kans aangeboden: louche werk waar zijn kwaliteiten heel goed van pas komen. In die periode ontmoet hij ook zijn grote liefde, Zita. Die ook verliefd wordt op hem omdat hij haar doet denken aan haar verdwenen Oekraïense liefde.
Eenzaamheid: dat is de rode draad. Het lijkt alsof Tolja het leven van een buitenstaander leeft. Hij leeft, maar niemand leeft met hem. De vele verhaallijnen maken het verhaal chaotisch. Naarmate het verhaal vordert worden veel vragen beantwoord, maar dat geeft niet heel veel voldoening. Niks wordt écht uitgediept. Tegelijkertijd gaat het leven in Parijs ook door, en draait Tolja langzaam door, al dan niet door de morfine die hij tegen de pijn van de granaatscherven in zijn bovenbeen neemt.
De stijl in het boek is grof en overdreven. De oorlog is hard, zwart en gruwelijk. ‘De stekende pijn in mijn linkerbovenbeen was nu bijna ondraaglijk, alsof er daar ergens krammen door mijn bloedbaan zwierven. Mijn tabletten uit Istanbul werken niet langer. In een apotheek hier in de straat kocht ik eerder deze week al paracetamol. Van 1000 milligram, zetpillen. Ik schoof er drie achterelkaar in mijn hol, maar ook die hielpen niet.’ Deze stijl past bij de wanhopige situatie waarin Tolja verkeert. Ik weet niet of ik het mooi vond, maar het past wel.
Het boek is allesbehalve betoverend. Tolja leeft met een ondraaglijke pijn, zowel fysiek als mentaal. En toch krijg je bij het lezen soms het idee: het is ook je eigen schuld dat je in de situatie belandt. Of: doe er wat aan. De situatie is zielig, maar misschien heeft Tolja het er ook wel zelf naar gemaakt? Eigenlijk is die vraag stellen – over iemand die alle gruwelijke dingen aan het front heeft meegemaakt en misbruikt is door mensen met macht – not done. Daardoor voelt het soms ongemakkelijk.
Céline is daarom niet altijd even fijn om te lezen, maar het is zeker wel indrukwekkend en goed. De manier waarop Waterdrinker de allesverwoestende oorlog beschrijft is uniek. En de manier waarop je als lezer wordt meegezogen in de gedachten van Tolja is bijzonder. Er is niemand die écht naar hem omkijkt. Céline krijgt van mij 4 sterren.
Met dank aan Uitgeverij Nijgh & Van Ditmar voor dit recensie-exemplaar in ruil voor een eerlijke recensie.
1
Reageer op deze recensie