Lezersrecensie
Lang niet oninteressant, maar voor mij toch enigszins teleurstellend
Een titel als "Coetzee, een filosofisch leesavontuur" zorgt voor een klein vreugdesprongetje in mijn hoofd: ik hou erg van Coetzee, ik ben zonder meer geïnteresseerd in filosofie, en ik ben dol op leesavonturen. De auteur van het boek is bovendien een erkend Coetzee- kenner en een hoog aangeslagen filosoof. Dat blijkt ook uit het boek: we krijgen veel informatie over veel verschillend werk van Coetzee, dat werk wordt verbonden met flink wat intrigerende filosofen (Foucault, Derrida, Heidegger, en vooral Achterhuis' favoriet Hanna Arendt), en op basis daarvan worden interessante observaties gedaan over heel wat actuele kwesties, zoals het "Me Too"- debat, het "alternative facts" en "fake news" probleem, de spanning tussen groepsnormen en individualiteit, en zo meer. Helaas echter gebeurt dat op een naar mijn smaak te droge, te wijdlopige en te afdwalende manier. Daardoor kreeg ik minder nieuwe denkbeelden over Coetzee dan ik had verwacht en gehoopt. En, wat erger is: ik voelde te weinig de sensatie die hoort bij een " filosofisch leesavontuur". Want zo avontuurlijk vond ik het allemaal niet.
Dat betekent ook weer niet dat ik mij verveeld heb. Heel innemend vond ik bijvoorbeeld hoe eerlijk Achterhuis vertelt dat hij zelf vroeger, in verband met de Zuid- Afrikaanse apartheidskwestie, heel erg zwart - wit dacht en in termen van goed versus fout, en dat juist het genuanceerde beeld vol grijstinten van Coetzee hem op andere gedachten bracht. Interessant vind ik hoe Achterhuis laat zien dat Coetzees quasi- autobiografische romans, waarin steeds in heel afstandelijke hij- vorm over Coetzee gesproken wordt en waarin bijna elke zelfreflectie lijkt te ontbreken, iets heel spannends doen: onaangename handelingen en gedachten of eigenschappen worden uitgebreid beschreven, maar dan zonder de zelfrechtvaardiging of vergoelijking achteraf die je in de meeste autobiografieën ziet. Daardoor komt de menselijke onaangenaamheid bij Coetzee veel naakter naar voren dan in de ogenschijnlijk zo zelfkritische autobiografie van b.v. Rousseau. Ook laat Achterhuis mooi zien hoe Coetzee zich in zijn Elisabeth Costello- romans afzet tegen diverse al te simplistische gedachten van filosofen over dieren, en hoe hij met die romans zelfs moderne filosofen tot nieuwe denkwegen heeft aangezet. En tot nieuwe manieren om echt te trachten "to think into the existence" van het dier, hoe ingewikkeld en wellicht onmogelijk dat ook is. Ik knikte instemmend bij het voorlaatste hoofdstuk, over Coetzee's postmoderne, door Foucault en Derrida geïnspireerde neiging om niet de eenduidige waarheid te zoeken maar de ambiguïteit, de tegenspraak, de grijstint: alles wat de waarheid ongrijpbaar en voorlopig maakt. Dat, zo zegt Achterhuis terecht, is geen relativisme dat neerkomt op een gemakzuchtig "anything goes", maar getuigt juist van de passie om de waarheid zo diepgaand mogelijk en vanuit zoveel perspectieven te onderzoeken, zonder genoegen te nemen met al te makkelijke conclusies. Want elke waarheid, hoe ogenschijnlijk onwrikbaar ook, kan dieper onderzocht worden en elk feit, hoe onweerlegbaar ook, krijgt pas betekenis in zijn context, en juist die context is onuitputtelijk en veranderlijk.
Intrigerend en leerzaam vond ik het laatste hoofdstuk, waarin Achterhuis laat zien hoe Coetzee alle kenmerken van utopische romans overneemt in "De kinderjaren van Jezus", en hoe hij juist daardoor een wereld oproept die aan de ene kant voordelen lijkt te hebben boven de wereld waarin wij leven, maar die aan de andere kant onleefbaar en passieloos lijkt. Bovendien stelt Coetzee in deze en ook andere romans mooi ons utopische verlangen naar "een totaal nieuw begin" aan de orde, en tegelijk ook de gevaren ervan (vaak gaat dit samen met een gewelddadige breuk met alles van waarde uit het verleden) alsook de onmogelijkheden (niemand kan zich ooit bevrijden van zijn gehele verleden; onze herinneringen, hoe onzeker en ongrijpbaar vaak ook, maken ons tot wie wij zijn). Dat verrijkte zonder meer mijn interpretatie van Coetzees beide Jezus- boeken, en het maakt mij des te benieuwder naar het binnenkort uitkomende derde deel van deze trilogie. Ook over andere romans leerde ik een aantal dingen die ik nog niet wist. Wel gaat Achterhuis soms heel lang door over bepaalde filosofische of actuele kwesties, zo lang dat ik soms helemaal kwijt was waarom dit relevant was voor het werk van Coetzee. Maar de verbanden met b.v. Foucault en Derrida - twee door Coetzee bewonderde filosofen- vond ik verhelderend, en wat Achterhuis mij vertelde over Arendt (een filosofe waar ik niks van weet) vond ik sowieso heel interessant.
Kortom: er staat veel belangwekkends in dit boek. Maar door niets van wat ik las werd ik echt van mijn sokken geblazen. Vaak vroeg ik mij bij Achterhuis' soms omstandige zinnen en alinea's af "wat is zijn punt, waar gaat hij heen?", en dacht ik zodra ik dat eindelijk wist "oh.. is dat alles?". Ik heb het nodige over Coetzee geleerd, en daar ben ik blij mee, maar ik ben er ook weer niet ondersteboven van. En ik werd te weinig beproefd met nieuwe gedachten die mijn hersenpan echt zwaar deden kraken, wat ik wel had verwacht van een boek dat gaat over de geniale Coetzee en complexe filosofen als Derrida en Foucault. En al helemaal bij een label als "filosofisch leesavontuur". Goed dat dit boek er is: het is kundig geschreven, het geeft passende aandacht aan de grote schrijver Coetzee, en het gaat in op diverse actuele kwesties. Maar voor mij was het niet avontuurlijk genoeg, en daardoor toch enigszins teleurstellend.
Dat betekent ook weer niet dat ik mij verveeld heb. Heel innemend vond ik bijvoorbeeld hoe eerlijk Achterhuis vertelt dat hij zelf vroeger, in verband met de Zuid- Afrikaanse apartheidskwestie, heel erg zwart - wit dacht en in termen van goed versus fout, en dat juist het genuanceerde beeld vol grijstinten van Coetzee hem op andere gedachten bracht. Interessant vind ik hoe Achterhuis laat zien dat Coetzees quasi- autobiografische romans, waarin steeds in heel afstandelijke hij- vorm over Coetzee gesproken wordt en waarin bijna elke zelfreflectie lijkt te ontbreken, iets heel spannends doen: onaangename handelingen en gedachten of eigenschappen worden uitgebreid beschreven, maar dan zonder de zelfrechtvaardiging of vergoelijking achteraf die je in de meeste autobiografieën ziet. Daardoor komt de menselijke onaangenaamheid bij Coetzee veel naakter naar voren dan in de ogenschijnlijk zo zelfkritische autobiografie van b.v. Rousseau. Ook laat Achterhuis mooi zien hoe Coetzee zich in zijn Elisabeth Costello- romans afzet tegen diverse al te simplistische gedachten van filosofen over dieren, en hoe hij met die romans zelfs moderne filosofen tot nieuwe denkwegen heeft aangezet. En tot nieuwe manieren om echt te trachten "to think into the existence" van het dier, hoe ingewikkeld en wellicht onmogelijk dat ook is. Ik knikte instemmend bij het voorlaatste hoofdstuk, over Coetzee's postmoderne, door Foucault en Derrida geïnspireerde neiging om niet de eenduidige waarheid te zoeken maar de ambiguïteit, de tegenspraak, de grijstint: alles wat de waarheid ongrijpbaar en voorlopig maakt. Dat, zo zegt Achterhuis terecht, is geen relativisme dat neerkomt op een gemakzuchtig "anything goes", maar getuigt juist van de passie om de waarheid zo diepgaand mogelijk en vanuit zoveel perspectieven te onderzoeken, zonder genoegen te nemen met al te makkelijke conclusies. Want elke waarheid, hoe ogenschijnlijk onwrikbaar ook, kan dieper onderzocht worden en elk feit, hoe onweerlegbaar ook, krijgt pas betekenis in zijn context, en juist die context is onuitputtelijk en veranderlijk.
Intrigerend en leerzaam vond ik het laatste hoofdstuk, waarin Achterhuis laat zien hoe Coetzee alle kenmerken van utopische romans overneemt in "De kinderjaren van Jezus", en hoe hij juist daardoor een wereld oproept die aan de ene kant voordelen lijkt te hebben boven de wereld waarin wij leven, maar die aan de andere kant onleefbaar en passieloos lijkt. Bovendien stelt Coetzee in deze en ook andere romans mooi ons utopische verlangen naar "een totaal nieuw begin" aan de orde, en tegelijk ook de gevaren ervan (vaak gaat dit samen met een gewelddadige breuk met alles van waarde uit het verleden) alsook de onmogelijkheden (niemand kan zich ooit bevrijden van zijn gehele verleden; onze herinneringen, hoe onzeker en ongrijpbaar vaak ook, maken ons tot wie wij zijn). Dat verrijkte zonder meer mijn interpretatie van Coetzees beide Jezus- boeken, en het maakt mij des te benieuwder naar het binnenkort uitkomende derde deel van deze trilogie. Ook over andere romans leerde ik een aantal dingen die ik nog niet wist. Wel gaat Achterhuis soms heel lang door over bepaalde filosofische of actuele kwesties, zo lang dat ik soms helemaal kwijt was waarom dit relevant was voor het werk van Coetzee. Maar de verbanden met b.v. Foucault en Derrida - twee door Coetzee bewonderde filosofen- vond ik verhelderend, en wat Achterhuis mij vertelde over Arendt (een filosofe waar ik niks van weet) vond ik sowieso heel interessant.
Kortom: er staat veel belangwekkends in dit boek. Maar door niets van wat ik las werd ik echt van mijn sokken geblazen. Vaak vroeg ik mij bij Achterhuis' soms omstandige zinnen en alinea's af "wat is zijn punt, waar gaat hij heen?", en dacht ik zodra ik dat eindelijk wist "oh.. is dat alles?". Ik heb het nodige over Coetzee geleerd, en daar ben ik blij mee, maar ik ben er ook weer niet ondersteboven van. En ik werd te weinig beproefd met nieuwe gedachten die mijn hersenpan echt zwaar deden kraken, wat ik wel had verwacht van een boek dat gaat over de geniale Coetzee en complexe filosofen als Derrida en Foucault. En al helemaal bij een label als "filosofisch leesavontuur". Goed dat dit boek er is: het is kundig geschreven, het geeft passende aandacht aan de grote schrijver Coetzee, en het gaat in op diverse actuele kwesties. Maar voor mij was het niet avontuurlijk genoeg, en daardoor toch enigszins teleurstellend.
1
Reageer op deze recensie