Lezersrecensie
"Spaar mij, spaar ons."
Zes jaar na Otmars zonen is-ie er dan eindelijk, het langverwachte vervolgdeel. Ludwig Smit weet inmiddels wie zijn vader is, Johan Tromp, CEO van Shell. Om zijn vader – die geen weet heeft van hun bloedband – beter te leren kennen, solliciteert hij als diens tassendrager. Daarvoor verhuist hij naar Sakhalin Island van waaruit Tromp het olieconcern aanstuurt. Ook onderzoeksjournalist Isabel Orthel geeft weer acte de présence en zet haar strijd tegen de olie-industrie en meer specifiek tegen Tromp voort.
Naast de Vatersuche speelt het verhaal van wonderkind Dolf Appelqvist, meesterpianist. De beroemdheid wordt gemanaged door zijn stiefmoeder, Ulrike Eulenpesch (“Mutti”, zoals Dolf haar noemt). Ulrike is de moeder van Ludwig, ooit bezwangerd door Tromp. Dolf is Ludwigs een jaar jongere stiefbroer. Hij zou een onbekende pianosonate van Ludwig van Beethoven in bezit hebben en probeert daar zoveel mogelijk geld uit te slaan. Middels een documentaire over zijn leven zal hij de interesse voor dit werk tot ultieme hoogte opstuwen.
Evenals in Otmars zonen vlieg je door de pagina’s, al zijn sommige passages wat erg uitgesponnen. Maar dan strooit Buwalda weer met heerlijke vondsten. Bijvoorbeeld over de miskraam van Anne-Jet, Tromps dochter, waarbij ze de vrucht uit haar ontlasting vist en er haar partner Raymond mee verrast:
“De vorige afgebroken zwangerschap had Ray op de vlucht doen slaan, Anne-Jet was van de wc gekomen en had – compleet door het lint, gaf ze later toe – een nat kleddertje in Raymonds hals gesmeten. De mossel was onder zijn bovenkleding gegleden, waarop een paniekerige zoektocht volgde…”
Of:
“Voor de zekerheid, tegen heug en meug, trok hij zich af. De prik kon maar beter uit de fles zijn.”
Op zeker moment komt Barbara in beeld, de zwarte vrouw van Johan Tromp. Zij bouwt een goede band op met Ludwig en vraagt hem of hij het manuscript zou willen lezen waaraan zij werkt. Met boem paukenslag wil zij de literatuur binnendringen. Om haar 1000 pagina’s tellend debuut zal niemand heen kunnen. En dan gaat het mis.
Vanaf pagina 456 – let op de paginering, een kunstje dat de schrijver toepast – verschijnt er ineens vetgedrukte tekst. Het blijkt het verhaal van Barbara te zijn. Buwalda hanteert het Droste-effect.
“Enerzijds is er een boek dat zich specifiek tot mij richt, alsof ik een persoonlijke brief aan mezelf zit te schrijven.”
En dat gebeurt ook. Barbara blijkt alles over Ludwig te weten, zelfs zaken die in de toekomst spelen heeft zij in haar manuscript vermeld.
Als reden dat De Jaknikker zo lang op zich liet wachten, zegt Buwalda dat hij op zeker moment een gouden inval kreeg en een groot deel van zijn eerste versie heeft weggegooid. Hij had het licht gezien, het moest helemaal anders. ‘Het verhaal van Barbara wordt de echte wereld,’ aldus Buwalda bij een optreden in Rotterdam. In meer of mindere mate is zij de personificatie van de schrijver zelf. ‘Als ik me had vastgehouden aan de eerste versie, was het boek ongeloofwaardig geworden.’ Dus past hij de Barbara-truc toe en laat hij haar zelfs schrijven:
“Je mag toch hopen dat ze de bloedschande eruit laat. Te ongeloofwaardig voor in een roman. Te geforceerd, te absurd. Doe het niet. Spaar mij, spaar ons.”
Had hij dat maar gedaan. Zijn grootste angst, zo vertelde hij, is de vergetelheid. ‘Ik wil de vergetelheid ontlopen, niet dat mijn boek na verschijning als water loopt door een zeef.’ De kans daarop is groot. Of, zoals John Maxwell Coetzee zijn publiek onlangs in Den Haag voorhield: ‘Hou vast aan je eerste versie, de tweede is altijd minder.’
Naast de Vatersuche speelt het verhaal van wonderkind Dolf Appelqvist, meesterpianist. De beroemdheid wordt gemanaged door zijn stiefmoeder, Ulrike Eulenpesch (“Mutti”, zoals Dolf haar noemt). Ulrike is de moeder van Ludwig, ooit bezwangerd door Tromp. Dolf is Ludwigs een jaar jongere stiefbroer. Hij zou een onbekende pianosonate van Ludwig van Beethoven in bezit hebben en probeert daar zoveel mogelijk geld uit te slaan. Middels een documentaire over zijn leven zal hij de interesse voor dit werk tot ultieme hoogte opstuwen.
Evenals in Otmars zonen vlieg je door de pagina’s, al zijn sommige passages wat erg uitgesponnen. Maar dan strooit Buwalda weer met heerlijke vondsten. Bijvoorbeeld over de miskraam van Anne-Jet, Tromps dochter, waarbij ze de vrucht uit haar ontlasting vist en er haar partner Raymond mee verrast:
“De vorige afgebroken zwangerschap had Ray op de vlucht doen slaan, Anne-Jet was van de wc gekomen en had – compleet door het lint, gaf ze later toe – een nat kleddertje in Raymonds hals gesmeten. De mossel was onder zijn bovenkleding gegleden, waarop een paniekerige zoektocht volgde…”
Of:
“Voor de zekerheid, tegen heug en meug, trok hij zich af. De prik kon maar beter uit de fles zijn.”
Op zeker moment komt Barbara in beeld, de zwarte vrouw van Johan Tromp. Zij bouwt een goede band op met Ludwig en vraagt hem of hij het manuscript zou willen lezen waaraan zij werkt. Met boem paukenslag wil zij de literatuur binnendringen. Om haar 1000 pagina’s tellend debuut zal niemand heen kunnen. En dan gaat het mis.
Vanaf pagina 456 – let op de paginering, een kunstje dat de schrijver toepast – verschijnt er ineens vetgedrukte tekst. Het blijkt het verhaal van Barbara te zijn. Buwalda hanteert het Droste-effect.
“Enerzijds is er een boek dat zich specifiek tot mij richt, alsof ik een persoonlijke brief aan mezelf zit te schrijven.”
En dat gebeurt ook. Barbara blijkt alles over Ludwig te weten, zelfs zaken die in de toekomst spelen heeft zij in haar manuscript vermeld.
Als reden dat De Jaknikker zo lang op zich liet wachten, zegt Buwalda dat hij op zeker moment een gouden inval kreeg en een groot deel van zijn eerste versie heeft weggegooid. Hij had het licht gezien, het moest helemaal anders. ‘Het verhaal van Barbara wordt de echte wereld,’ aldus Buwalda bij een optreden in Rotterdam. In meer of mindere mate is zij de personificatie van de schrijver zelf. ‘Als ik me had vastgehouden aan de eerste versie, was het boek ongeloofwaardig geworden.’ Dus past hij de Barbara-truc toe en laat hij haar zelfs schrijven:
“Je mag toch hopen dat ze de bloedschande eruit laat. Te ongeloofwaardig voor in een roman. Te geforceerd, te absurd. Doe het niet. Spaar mij, spaar ons.”
Had hij dat maar gedaan. Zijn grootste angst, zo vertelde hij, is de vergetelheid. ‘Ik wil de vergetelheid ontlopen, niet dat mijn boek na verschijning als water loopt door een zeef.’ De kans daarop is groot. Of, zoals John Maxwell Coetzee zijn publiek onlangs in Den Haag voorhield: ‘Hou vast aan je eerste versie, de tweede is altijd minder.’
1
Reageer op deze recensie
